That’s the question. Vroeger thuis, had m’n moeder een schoffel. Een lange (veel te zware) stok met zo’n klein, vlak, schuin ijzertje eronder. De stok van het apparaat stak voor m’n gevoel twee meter boven me uit. Ik heb ‘t ding nog nooit goed kunnen hanteren. In de perkjes het onkruid weg schoffelen; de overbuurvrouw deed het zittend op een krukje (zonder schoffel welteverstaan), want ja: er wordt met schoffelen wel wat van de rug gevraagd.
Schoffelen is niet mijn werk, zoveel is duidelijk. Laat staan spitten. En laat dat nu het fijne zijn van permacultuur: het is de bedoeling dat je de bodem zo dicht mogelijk bij zijn natuurlijke toestand houdt. Welnu. Hebt u ooit een Indiaan of Afrikaanse bosjesman met een schoffel afgebeeld zien staan? Neen. Van spitten geen sprake.
Wij westerlingen (en met name wij Hollanders!) hebben het echter tot kunst verheven onze grond te bewerken en nauwkeurig systematisch in te delen. De grond zo te maken als het ware, dat het onze denkkaders weerspiegelt. Daarbij is monocultuur our middle name.
Enfin. Toen Guy me vroeg een slingerpaadje te maken, zag ik de bui al hangen. In dat vlakke stukkie gras van mij, moest ik een spit gaan zetten. Want, zo zei de permacultuurman, “Je tuin mag ook best wel iets opgehoogd.” Zoiets was wel eens eerder bij me opgekomen. Vooral wanneer ik in de herfst door de bagger naar m’n schuurtje liep, met kluiten klei onder de poten. Ik wist alleen niet hoe ik de boel moest laten aanvoeren. Minstens acht kuub zand had ik bedacht. Pff. Dat zijn veel kruiwagens moet u weten. Veel lopen, bovendien leuke business voor de zandverkoper.
“Graaf gewoon een paadje,” zei Guy, “en met de grond die daar uitkomt, hoog je de rest van de tuin op.” Hm. Hoe simpel kan het zijn. Dat lampje was nog nooit boven mijn hoofd verschenen. Dus, daar ging de spit in de grond. Ik zei: “Ik bel je wel als dat paadje een feit is!” (En was op zijn tuinontwerp de tekening van de vijver heel even vergeten….)
Les 3
‘Laat de bodem zo dicht mogelijk bij zijn natuurlijke toestand’