Vorig weekend waren mijn neefjes op bezoek hier aan de vaart. De oudste is nu zes. Die gaat naar groep drie. In mijn hoofd is dat nog altijd de eerste klas. Ik weet nog hoe heerlijk ik het vond om te leren schrijven. Tussen de lijntjes. Letters. Woorden. Zinnen maken. Het prikkelde alles in mij. Mijn tweelingbroer had dat met cijfers. Mams heeft het leuk verdeeld in de baarmoeder. Een alfa en een bèta. Taal en rekenen. En dat is nu precies waarover ik het even wil hebben.
Zit mijn neefje op de steiger in z’n oranje reddingsvestje naar de overzijde te staren, ziet hij plots een schaap. “Hey kijk! Een schaap!” (…) “En daar, nog eentje!”, waarop zijn moeder (docente) zegt: “En Berend, hoeveel is één erbij één?” “Twee!” Ik verslikte me in m’n biertje. “En, hoeveel is twee erbij vier?” “Zes!” (PROEST, KUCH, ROGGEL!) “Wat is dit voor taal?!”, vroeg ik van de weeromstuit.
Ze keken me vragend aan. “Twee ERBIJ vier? Is dat nieuw? Erbij?” Zo bleek. Erbij is het nieuwe plus. Twee plus vier is zes. Dat is nu: twee erbij vier is zes. “En min dan?” (Inkoppertje vanzelfsprekend.) “Zes eraf vier is twee.” ZES ERAF VIER. Ik weet niet hoe u er tegenaan kijkt, maar ik vind het he-le-maal NIKS. En ik houd best van een beetje taalverandering op zijn tijd, maar dit klopt toch niet? Als je zes eraf haalt van vier, dan is dat nog altijd min twee. Zes eraf vier. Pf.
Ik ben nu al dagen bezig met het vraagstuk WIE zoiets bedenkt!!
Op een goede dag moet ergens een ambtenaar zijn thuisgekomen bij zijn vrouw, glunderend, in euforische staat. “Jan, wat is er?” “Ellie, ik heb het bedacht vandaag!” “Het?” “Ja, zo’n Eureka-moment, je kent het wel Ellie. Dit gaat de onderwijswereld voorgoed veranderen, het is geniaal, al zeg ik het zelf: plus wordt erbij en min wordt eraf.” Ik weet niet of dit echtpaar sindsdien nog bij elkaar is. Eén ambtenaar eraf een vrouw is he-le-maal NIKS.
Ook zij zal zich afgevraagd hebben wat Jan bedoelde, dat kan niet anders. Hij had het meermalen proberen uit te leggen aan haar: “Kijk Ellie, twee aardappelen. Nu eet ik één aardappel op. Dus: twee aardappels eraf één aardappel is één aardappel!” Rode koontjes kreeg hij ervan. Hij rende naar de koelkast, haalde er een Danoontje uit. “Kijk Ellie! Eén Danoontje erbij één Danoontje, is twee Danoontjes!” En hij lepelde beide bakjes leeg. “Twee eraf twee is nul! Zie je?” Jan had het rekenen opnieuw uitgevonden. Toen vroeg Ellie: “Maar Jan, hoe vermenigvuldig je dan?”
Je kon een speld horen vallen in de keuken van Jan en Ellie. Keer. Ja, eh, maal. Maar dat bestond natuurlijk al. Drie maal drie is nehegen, ieder zingt zijn eigen lied! Daar zou Jan geen innovatieprijzen mee winnen. Zacht legde hij het lepeltje, waarmee hij net nog zo trots zijn Danoontje had leeg gelepeld, neer op zijn bord.
En toch heeft deze ambtenaar erbij en eraf erdoor gekregen. Hoe, dat is mij een compleet raadsel, maar het staat in de boeken en mijn neefje telt erbij twee schapen. “En erbij drie?” Wat zou het mooi zijn als hij dan zou zeggen: “Dat is geen Nederlands mama.” Of ben ik nu echt zo’n ouwe sentimentele conservatieve Alfa? Ik ga mijn broer bellen. Die ene waarover de verloskundige in week 38 tegen mijn ouders zei: “O jee mevrouw, u krijgt nog eentje erbij!”