Ik hoor het mezelf nog roepen: “Authentieke uitstraling! De fiets moet wel authentiek blijven!” En zo bestelde ik een supermooi ‘Brooks’ zadel. Zo’n lederen ding. Zo’n ding dat je waarlijk moet inzitten, voordat het comfortabel wordt. “Waarom heb je dat zadel niet eerder gekocht?”, vroeg een vriend me. Hm. Ja. Dat was wel handig geweest. Inzitten voordat de grote reis begon. Nu zit ik met de gebakken peren. Of beter gezegd: met een stuitje dat heel hard roept: “WAAROM ZO NODIG AUTHENTIEK VINCKIE?!!” De rit van zes uren gisteren, was mij er eentje…
Pontje bij de Veenhoop
Mams reed nog een stukje mee, dat was fijn. Samen het pontje over bij de Veenhoop. Zij heen, en weer. Ik stond aan de overkant, terwijl zij terugvoer. Alsof de film werd teruggespoeld. Allebei een hand omhoog. Een hand op het hart. Ik hou van je. Zij aan de ene kant van het water op de fiets, ik aan de andere kant, ciao nan, ciao!
“Bist do dat famke fan ‘e krante?”
En daar stond ik vijf kilometer later bij een volgend fietspontje, waar je de fiets op moest tillen. Ehm. ja. Kansloos dus. De mensen die zichzelf net heen hadden ‘gepont’ en met zweet op de kop zaten uit te puffen op een bankje, gaven me een alternatieve route. Bij een T-spitsing twijfelde ik. En daar kwamen meneer en mevrouw Aalders aan. Hij op de scootmobiel, zij op de e-bike. “Bist do dat famke fan ‘e krante?” Yep. Dat ben ik, sinds kort. De Leeuwarder Courant wordt hier goed gelezen, merk ik.
En daar, zomaar op een T-splitsing, ontstaat een prachtig gesprek over het leven. Over de man en de vrouw die het graag anders hadden gezien, maar zijn spieren laten het langzamerhand afweten. “Wy hienen it ek wol oars wolle, mar it is net oars.” (Dat ze het anders hadden gewild, maar het is niet anders.) Is dat het credo van het leven? Dat het altijd een wending neemt die je niet verwacht?
“Do moast wol wat ite famke!”
De man zegt: “Snickers.”
En de vrouw ritst de tas open die voor in zijn scootmobiel ligt. Daar komt een Bounty uit. Een Marsje. Een Snickers. “Hjir, nim mar lekker mei, do moast wol wat hawwe hear!” En op de T-splitsing eten we samen chocolade. Tegearre. Ik vraag hoe ze heten. “Aalders.” En de man zegt: “We stean boppe yn it telefoanboek.” Ik zal ze een kaartje sturen binnenkort