Het jaar waarin ik Simen ontmoette, woonde ik nog in Dokkum. Op het keerpunt van de Elfstedentocht. Overigens: nooit een schaatser voorbij zien komen in mijn tijd. Ik leef in een wereld waarin ijs smelt en de zeespiegel stijgt. De vraag is dus wanneer dat souterrain in Dokkum ooit weer onder water komt te staan. In dat opzicht heb ik geen veiliger oord gevonden. Het huissie dat ik later vond, staat aan de oude kustlijn van de voormalige Middelzee. Zie, woon ik toch weer aan de zee. Soms leg ik mijn gezicht zacht op de klei en proef ik al likkend de aarde, op zoek naar wat vergaan is.
Gek genoeg was het juist deze klei waarop ik Simen na zo veel jaren weer opnieuw tegen het lijf liep, dit keer op een warme zomerdag. Niet de sokken over zijn schoenen, maar het zeil dat hij op zijn bakfiets had gehesen waarmee hij een duurzame Friese-windmotor had gecreëerd, was dit keer opvallendheid van zijn verschijning.
En tegen de tijd dat ik zijn achternaam vergeten was…
Na onze winterse ontmoetingen in Leeuwarden waar hij op geitenwollensokken behoedzaam over de straten van ijzel sjokte, verloren we het contact. Zijn adres had ik weliswaar opgeschreven. Ik herinner het mij nog goed, het was nadat hij op straat een lied voor me had gezongen met zijn antieke banjolele (ja, dat bestaat kennelijk: een kruising tussen een ukelele en een banjo), maar oh, mijn vulpen die zijn adres in warme inkt op het papier had laten stromen, liet zich later van een andere kant zien.
Tegen de tijd dat ik Simens achternaam vergeten was, viel er water over dat briefje heen. Opgelost. Zijn naam en zijn adres waren opgelost. Het bracht me dicht bij de realiteit en bij de illusie van mijn schrijvende bestaan, want zo zal alles wat ik ooit geschreven heb, oplossen in het niets ~ en vergaan.
Simen zong die laatste keer voor me. Zijn bovenlichaam helde schuin voorover terwijl hij zijn banjolele stemde en toen hij opkeek om te gaan zingen, trok hij zijn neus eerst ietsje omhoog waardoor als vanzelf een glimlach ontstond. Zijn stem kraakte een beetje toen hij zong:
“I love the sunshine of your smile
Oorspronkelijke liedtekst: Jack Hoffman / Jimmy MacDonald
I love the laughter in your eyes
Nobody loves you like I do
You are the one I idolize.
Nobody thrills me like you do
You turn the grey skies into blue
And you always make my life worthwhile
With the sunshine of your smile!”
Hij zong het terwijl hij naar mij keek met zijn brede lach en zijn zwarte bril waarvan het contrast zijn spierwitte haar liet verdwijnen in het heldere licht van de zon. Ik wist dat hij naar mij keek, maar in gedachten zijn overleden vrouw voor zich zag. De vrouw die, in het jaar dat mijn tweelingbroer en ik het licht zagen, in het Elizabeth Ziekenhuis in Alkmaar werkte. Wat ik al eens eerder schreef, is waar: ‘Soms zijn er van die momenten, waarop je weet dat de dingen kloppen, waarop alles samenvalt.’ Ik zie voor me dat mijn ouders met ons door de gangen van dat hospitaal liepen en dat hun pad met dat van Simen kruiste, omdat die net even in de korte pauze van Wil haar onverwacht een kus kwam brengen.
Hoeveel mensen ben je al tegengekomen in je leven,
voordat je ze weer ontmoet?
Ik heb gevraagd of we het liedje een keer samen zouden zingen. Dat zou gebeuren, maar pas jaren later. Wie had dat gedacht, dat ik op een goede dag met een witte vredesduif de liefde zou bezingen.
“Doe jij dan een keer de piano erbij?”, vroeg hij vlak voordat ik op mijn iPhone alweer op het rode stopknopje drukte. Ai ai. Had ik hem maar altijd aan laten staan, dan was ik naar het wad gelopen om Mimi met die opname te begroeten.