Willie leave,
Ja, zo spreek je een koning dus niet aan. Dat heb ik van mijn vader geleerd. Dat moet je wel weten voor je verder leest: ik heb het geluk gehad bij lieve mooie slimme fijne ouders op te groeien die het beste met ons voor hadden. Voor wat het leven betreft. Ook voor wat taal betreft. Maar zoals het een goede dochter betaamt, heb ik mij bij tijd en wijle afgezet tegen alles waarvan mijn ouders vonden dat het goed voor me was. Soms bewust. Soms minder bewust. Soms tegen beter weten in. Hoe oud zijn jouw dochters nu? Lopen die al tegen de puberteit? Maak je borst maar nat, zou ik haast willen zeggen. Want of je nu koning bent of niet, ook prinsessen krijgen borstjes en worden op een goede dag ongesteld. Gelukkig heb je een verstandige en mooie vrouw naast je, die zal je bijstaan in het pubergeweld.
Wat een gekke inleiding eigenlijk. Ook als je geen koning zou zijn.
Zo gaat het nu altijd bij mij: heb ik eenmaal de pen op het papier, dan rollen de woorden er zomaar uit. En ik gebruik geen typ-ex, dus wat er staat dat staat er. Ergo: met die inleiding heb je het te doen, die haal ik niet meer weg. De wangen van mijn vader zouden dieprood kleuren als hij zou weten dat ik je zo aanspreek. Subiet zou hij via Onze Taal de lijst van aanspreektitels erbij pakken en zeggen: “Mik, een koning schrijf je aan met: Zijne Majesteit de Koning.” Overigens, hoogstwaarschijnlijk zou hij Onze Taal daar niet eens bij nodig hebben. Met zijn verleden als luchtmachtpiloot weet hij alles van rangen, standen en hiërarchie. Als er íets is waar ik mij als eerste tegen heb afgezet, dan zijn het die regels en conventies. Wars ben ik ervan.
Toch liet ik de Nederlandse vlag nooit de grond raken en vouwde ik het rood-wit-blauw zorgvuldig op als ik het eenmaal in mijn handen had.
Of ik daarbij in gedachten het volkslied hoorde, dat weet ik niet meer. Het zou kunnen, mijn geest vertaalt alles in muziek en beelden. Dat gebeurt voor ik er erg in heb. Het geeft je te denken wie wat stuurt. Ben ik degene die de baas is van mijn gedachten, of worden mijn gedachten gestuurd? Dit terzijde, voor nu.
Toen ik lang geleden op een terras aan zee Nobeltjes serveerde, leerde ik van mijn vader dat ik de Nederlandse vlag voorrrrr zonsondergang van de stok moest halen. Daarbij mocht de stof de grond in geen geval raken. Hij sprak het niet uit als bevel, evenwel volgde ik hem op. Schaarde het onder goede opvoeding en daar genoot ik van, meer dan de jaren die aan mijn eilandtijd voorafgingen. Gasten die nog heerlijk buiten na het diner een portje zaten te drinken vroegen op zo’n moment steevast of de zaak dicht ging. Dat gaf mij gelegenheid even over hem te praten. Ik had wel wat dingen goed te maken, al wist hij daar toen nog niks van. Enfin. Ik dwaal weer af. Sorry. Wordt ’n lange brief Willem. Hoop dat hij in de fles past.
Of het nu Lucky tv is geweest waardoor ik ergens in mijn systeem heb opgeslagen dat je zei: “Mensen mogen mij gewoon Willem noemen, of Willie”, dat weet ik niet meer. Ik weet wel dat de man die jarenlang bij mij kwam houthakken altijd zei: “Niet te geloven dat die gozer even oud is als ik, toch?” (Had m’n vader moeten horen, dat iemand de koning een gozer noemde!) Maar toegegeven, het is inderdaad best gek. Jij met zo’n net kapsel en kleren waarvan de wet voorschrijft dat je ze moet dragen bij bepaalde gelegenheden versus de man die in een lekker t-shirtje hout stond te hakken in m’n achtertuin, met zweet op de kop en roffelig haar als dat van een zeeman.
Werelden van verschil. Niet alleen uiterlijk.
De houthakker tutoyeerde ik. Daarom doe ik dat bij jou ook. Ik heb een vriend, die is 88, en zelfs tegen hem zeg ik geen u. Dat schept zo’n afstand, snap je? Want ook al zijn er werelden van verschil; in wezen zijn we allemaal gelijk. Toch?
Ik schrijf je omdat ik dat beloofd heb aan diezelfde vriend. Hij telt 88 lentes, bijna 89. Hij heeft jouw moeder nog eens aangeschreven. Dat deed hij om een vluchtelinge te helpen. Overigens deed hij dat nog ver voordat de westerse wereld voorgoed veranderde in de Mengpot. De vrouw voor wie hij die brief schreef, vluchtte uit Eritrea. Ze kwam uit een gegoede familie vertelde Simen. Gaf financiële steun aan de mensen die zich ondergronds inzetten voor de onafhankelijkheid van het land. Op de dag dat het regime daar achter kwam, is ze gevlucht. Ik schrijf dat verkeerd op. Was zij gedwongen te vluchten. Uiteindelijk kwam ze in Nederland terecht.
In het AZC waar zij terechtkwam, moest zij zich dagelijks melden. Dat deed ze niet altijd. En voor mensen die zich hier in Nederland niet aan de regels houden, is het onmogelijk een plek te verwerven in de maatschappij. (Lees Rodaan al Galidi. Ik zou zijn boek ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg’ vanaf vandaag nog op de lijst verplichte literatuur van jongeren zetten. Als we dan toch met verplichtingen moeten leven, dan vind ik dat een acceptabele.) Uiteindelijk kreeg de Eritrese vrouw een brief dat ze binnen 26 dagen het land moest verlaten. En op dat moment kroop Simen in de pen. Hij zal voor Bea ongetwijfeld de correcte aanhef hebben gebruikt.
“Hoe kun je nou zomaar iemand op straat zetten? Want dat gebeurde hoor! Die vrouw was ineens van de ene op de andere dag een illegaal, terwijl ze onmogelijk terug kon naar haar land! Onmogelijk!” Leer Simen kennen. Begaan met alles wat leeft, met iedereen die ademt en zelfs met degenen die al tot stof zijn vergaan en nooit heeft gekend. Daar zingt hij dikwijls een lied voor.
Ik denk dat de doden hem horen, dat kan niet anders.
Met het snaarinstrument dat ouder is dan hijzelf staat hij bij geallieerde begraafplaatsen en zingt: “We shall overcome.” Ik zie jou ineens voor me Willem. In dat donkerblauwe pak met zo’n zwaard dat eraan hangt. Gouden strepen. Strak in de houding. Geef acht! Jij houdt op zo’n bevel je vlakke hand strak naast je gezicht met de vingertoppen bij je slaap en je handpalm in dezelfde richting als die van je neus. Wit handschoentje. (Ik weet niet of ik dat er nu bij verzin. Zie het voor me.)
Simen geeft ook acht, al ziet hij dat niet als een bevel, hij doet dat vanuit zijn hart. Vanuit ware overtuiging geeft hij acht. Achting. Aandacht. Aan de doden. Alleen. Op een begraafplaats waar hij op zijn bakfiets naartoe is gegaan. Hij draagt een wijde blouse. Daaronder een knalrood shirt. Kleur sokken dito. Hoge pijpen. Hij staat scheef. Heeft haren wit als een vredesduif. Doet het touwtje van zijn banjolele om zijn nek en vindt steun aan dat instrument. “Gek is dat hè Miek, dat ik met een stok moet lopen omdat ik anders omval, maar als ik zo sta met mijn instrument, dan heb ik geen houvast nodig. Het is alsof hij mij in evenwicht houdt.”
En in wezen is dat zo. De muziek houdt Simen staande Willem. Als hij zingt dan lacht hij. Als hij lacht, dan vergeet hij. Als hij vergeet, dan is hij gelukkig. Hoe lang duurt een lied? Laatst was ik bij hem in Alkmaar, mijn geboortestad. We zongen samen. Later die week belde hij. Vroeg me of we samen op Koningsdag in Leeuwarden zouden gaan zingen.
Mika en Koningsdag. Willie, met alle respect:
da’s geen combinatie.
Tegen Simen zei ik dat ik daar even diep over moest nadenken. Dat duurde welgeteld een volle week. Toen kwam de verlossende gedachte (door mijzelf gegeven?): ‘Je wilt er toch zijn voor andere mensen? Je zegt voortdurend dat dat het enige is wat telt! Nou! Vooruit dan, ga met jouw goede oude vriend zingen, doe het voor hem, zet je principes opzij!’ Verdomd. Die stem had gelijk. Het kon Mimi wel zijn. Die had daar ook een gave voor. Wie weet, was het Mimosa wel. Ach, wederom, dwaal ik af.
Ik belde Simen op. Tegelijkertijd belde hij mij. Dat hebben we vaker, dat we op hetzelfde moment aan elkaar denken. Een bepaalde vorm van synchroniteit is ons niet vreemd. Eigenlijk leven we al vanaf mijn geboorte dicht bij elkaar. We hebben elkaar gewoon iets later in dit leven ontmoet. “Maar Miek! Ik hoorde jouw twijfel bij mijn voorstel, dus nu ga ik met mijn zoon samen op pad!” Ik kan niet ontkennen dat ik lichte opluchting voelde, al had ik mij en Siem in gedachten wel al voor me gezien, musicerend in de culturele hoofdstad van 2018, op jouw verjaardag.
Is 27 april je verjaardag eigenlijk? Mijn excuus, ik weet dat helemaal niet. Volg geen blauw bloed. Of vieren we op die dag misschien de monarchie? Verdorie, ik zou een inburgeringscursus moeten doen, dan zou ik het weten!
In de hoop dat wij volgend jaar nog leven, Siem en ik, heb ik hem nu de belofte gedaan om in 2017 op jouw dag een lied te zingen, ergens op straat. Het enige waar we nog over moeten discussiëren te zijner tijd, is wie er in de bak gaat zitten en wie fietst, maar daar komen we uit.
Dit jaar gaat hij dus met zijn zoon op straat staan. En dan kom ik nu eindelijk tot waarom ik je schrijf. Zijn zoon is jaren geleden begonnen het ambtelijk apparaat ervan te overtuigen dat zijn vader, toen nog 85, wel bij hem in een klein huisje in de achtertuin kon wonen. Antwoord der ambtenaren: “Mensen kunnen niet in een tuinhuis wonen, dat is verboden.” Leer Siem kennen. Maar daar gaat het niet om (al raad ik het je wel aan, hem eens uit te nodigen bij een soiree, hij zingt ter plekke een nieuw koningslied voor je! Dat staat vast.)
Let wel:
Die aanvraag deden ze in de tijd waarin duidelijk werd dat er een transitie in de zorg zou komen. Mensen zouden langer zelfstandig thuis moeten blijven wonen. Dat was politiek allang besloten. En dan komen de beleidsmakers die zulke kreten standaard overnemen, zonder te weten wat daarmee eigenlijk echt wordt bedoeld. Vervolgens vragen ze managers om het dan maar uit te werken. Die worden duur betaald kan ik je vertellen. En als de manager het niet snapt, dan vraagt die op zijn beurt een schrijver op papier te zetten hoe het er in de toekomst toch allemaal moet uitzien.
Zie hier de schrijver.
Aangenaam kennis te maken Mister Peppermint.
Hoe vaak ik met mijn vingertoppen niet de toetsen heb geraakt waardoor ik zinnen zag ontstaan als ‘Het is nodig dat mensen het heft in eigen handen nemen, dat zij zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen en in hun eigen kracht blijven staan. Zelf de regie houden. Eerst bekijken wat zij binnen hun netwerk voor elkaar kunnen krijgen.’ Weet je hoeveel mensen er in Nederland geen sociaal netwerk hebben? Hoeveel mensen eenzaam en alleen thuis zitten te verpieteren? Aan Siem heb je een goeie hoor, die regelt zijn zaken wel. Hij zou de mascotte van de participatiemaatschappij kunnen zijn. Een boegbeeld. Hang hem een lint om, in welke kleur dan ook!
Een vooruitziende blik had hij. Geen bejaardentehuis, geen aanleunwoning, maar zelfstandig wonen, dichtbij zijn familie. Mijn opdrachtgevers zeggen overigens dat ik het niet over bejaarden mag hebben, de term bejaardentehuis is allang passé: “Je moet het hebben over senioren.” Flikker op met je senioren. Tegenwoordig krijg je die titel al als je vijftig bent! (Ja… jij dus ook…) Hoe het ook zij, bejaard of niet, overal kreeg Siem ‘nee’ op het rekest. Terwijl jij in je toespraak op die troon al oreerde over de participatiesamenleving. “De verzorgingsmaatschappij verdwijnt en maakt plaats voor…”
Nou. Daar kun je op dus op wachten.
Ondertussen draagt mijn oude vriend de vluchtelingen een warm hart toe, ook al is de materie soms te groot om te bevatten. “Elk mens is mens Mika”, dat zegt hij wel eens zacht. Onlangs ontmoette ik een man die uitsprak dat de wereld het nodig heeft om culturen te mengen. Ergo: dat dit allemaal niet zonder reden gebeurt. Ik vind dat een mooie gedachte. Wij leven vanaf heden in de ultieme Mengpot en over honderd jaar snappen de kleinkinderen van onze generatie niet waarom wij nou zo moeilijk deden over het opvangen van medemensen die diep in de oorlog zaten. Zij spelen gedachteloos samen met de kinderen van grootouders die ooit in dit vlakke land het beloofde land zagen.
Daarin heeft zowel de bejaarde man als de jonge vluchteling bestaansrecht en dus ook recht op een plek om te wonen. Ik begrijp dat je geen precedenten kunt scheppen Willem, maar waar ligt de grens als grenzen niet meer bestaan? Geef je de één een container in de achtertuin, stuur je de ander het land weer uit. Laat je de illegalen slapen in een voormalig hoerenkot in Den Helder, of all places is de Eritrese daar terecht gekomen na Simens brief, en laat je de prostituee in het naastgelegen pand legaal haar werk doen. Welke regels gelden nog als er zoveel chaos ontstaat? De ambtenarij is nog niet klaar voor de nieuwe lijnen, of er dient zich alweer een nieuwe maatschappij aan, zonder dat jij ‘m aankondigde. Wij denken dat er grenzen zijn, maar wat er nu in de wereld gebeurt, is het ultieme bewijs dat een grens niet bestaat. Het is een illusie. Kijk maar, je loopt er zo overheen en je bent aan de andere kant. En daar sta je nog altijd in dezelfde wereld.
Ik droom er soms van dat we al het oude kunnen wissen. Gommetje pakken uit de bruine plastic lade van het kleine houten tafeltje waar je op de basisschool als kind aan zat.
De wereldvrede verklaren.
En dan daaronder alle regels uitwissen. Opnieuw beginnen. Kijkend naar onze aarde die we in rap tempo aan het verkloten zijn. Dan met zijn allen op de grond gaan liggen. Kinderen, jongeren, pubers (jouw dochters!), adolescenten, ouders, bejaarden, mannen, vrouwen, homo’s, lesbiennes, gelen, zwarten, roden, kaaskoppen en mannen met baarden. Plat op de grond. De armen langs het lichaam. Handpalm naar boven gericht. Kijkend naar de wolken die voorbij vliegen in vormen waarin iedereen een ander beeld ziet. Ademend. Op de aarde. Naakt. Zonder pet. Zonder rang. Zonder stand.
En dat je dan in de verte zou horen: ‘Geeeeeeeef acht!’ En dat er dan niks gebeurt. Dat iedereen blijft liggen. Achting door stilte, door samenzijn, door verbinding, zonder te oordelen over wie of wat we zijn. Wij denken dat we ergens een god boven ons hebben hangen die iets wel of niet van ons verlangt. Hebben wij met zijn allen niet één gemene deler? Simpelweg het verlangen te leven, te bestaan, niets anders te mogen dan ‘zijn’. Misschien is dat verlangen wel god. Geef het een naam. In alle vrijheid, gewoon zijn.
En ja, misschien dus wel in een tuinhuisje.
Hoe moeilijk kan het zijn….
Ik wens je liefde en wijsheid toe, en de stille hoop dat wij het verlangen met elkaar delen.
Warme groet,
Mika
