Simen leave,
Als ik had geweten dat Mimi zou vertrekken, voorgoed, wat had ik dan eigenlijk nog tegen haar gezegd? Er gaat geen dag voorbij dat ik daar niet over nadenk. Te laat. Zij is voorbij. En sinds haar vertrek doe ik wat ik al veel eerder had moeten doen. Afscheid nemen, terwijl ik nog besta. De eerste afscheidsbrief die ik schreef was gericht aan Henk ~ de zwerver. Gek misschien, om twee redenen. Ten eerste omdat ik van tevoren wist dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat hij degene zou zijn die de flessenpost zou vinden op het station in Leeuwarden en dus ook: zou lezen. Ten tweede omdat we elkaar al zeker tien jaar niet hebben gezien. Wat valt er na een decennium van stilte nog te zeggen? Destijds waren we al niet erg spraakzaam. We liepen gewoon samen op, nadat we nog altijd niet waren gere-integreerd in de maatschappij.
Bij jou zal het me niet gebeuren. Ik zal ervoor zorgen dat jij het bent die mijn flessenpost ontvangt. En ik kan alleen maar hopen dat je het krijgt voor je deze wereld verlaat. Je weet het niet, dat is ‘t. Je weet het nooit. Jij hebt deze maand 88 jaren geleefd. Ik sinds vorige maand 38. Ik zie je als mijn beste vriend. Al besef ik terdege dat ik er op de moeilijkste momenten misschien niet voor je ben en dat leidt voor sommige mensen tot de vraag wat vriendschap is.
Mijn filosofie is dat vriendschap niet gaat om de frequentie van het elkaar zien, maar om wat je in elkaars hart voor elkaar betekent. Het menselijk ras heeft woorden tot zijn beschikking gekregen om elkaar iets te duiden, maar jij weet zonder woorden welke plek jij hebt in dat van mij. Er zijn mensen, en ik geloof dat zij met een moeilijk woord cynische mensen worden genoemd, die er een andere filosofie op nahouden. En mijn beste ex zou daar de Van Dale bij hebben gepakt en hebben voorgedragen (gedragen): “CYNISCH: Eén! Behorend tot, zich aansluitend bij de wijsgerige leer van Antisthenes, twee! Schaamteloos ongevoelig, een stuitend of pijnlijk ongeloof in het goede aan de dag leggend, niet gelovend aan oprechtheid of goede bedoelingen van de mensen en dit met spottende lach of op scherpe, sarcastische wijze latende blijken. .”
Jij bent gelukkig alles behalve cynisch, al zijn er meerdere woorden die het opzoeken waard zijn om te duiden wat jij bent. We zijn onder elkaar Simen, zoiets behoeft verder niet uitgesproken te worden. In ieder geval vinden wij herkenning in elkaar. Een psychiater zou voor ons termen gebruiken waar mensen pillen tegen krijgen. Ik zei je laatst al, toen we in de auto een sigaar zaten te roken (jij een tuitknak en ik een cigarillo) dat ik de psychiater die mij lang geleden hielp op mijn blote knieën dank dat hij zo wijs was mij te behoeden voor medicatie. Vermoedelijk herkende hij de verslavingsgevoelige in mij en heeft hij daarnaar gehandeld. Dan nog… moet je weten of zoiets kan.
Simen, mijn goede oude vriend. Ik zou willen dat ik je kon helpen en heb vaak het gevoel dat ik tekortschiet. Niet in mijn hartenliefde voor jou, maar in daadkracht. Als er iemand een brief naar de Koning der Nederlanden zou moeten schrijven, of, jouw generatienormen negerend: ‘WILLIE!’, zoals we hem tegenwoordig plegen te noemen, dan moet ik dat zijn. Vooralsnog heb ik verzuimd. Dat komt mede omdat jij zelf nog zoveel daadkracht uitstraalt. Dat wil ik je niet ontnemen. Het is hetzelfde als toen ik mijn buurman met Parkinson de koffie zag inschenken. Trillende handen, de spanning of het velours tafelkleed het droog zou houden, of dat de koffie tussen de koekkruimels zou verdwijnen in het hoogpolig kleed. Maar: hij deed het. Hij liep zelf van de keuken naar de voorkamer, pasje voor pasje, met die koffiepot in zijn hand. Het duurde een eeuwigheid, maar: hij deed het. Zelf.
Jij schreef jouw brief naar de gemeente waar je in jouw laatste jaren had willen wonen, gericht aan burgemeester & wethouders. Daarin legde je de ambtenaren voor dat je met jouw zoon in een ‘Kangoeroewoning’ zou willen wonen. Alleen bestond een dergelijke woning in die gemeente nog niet, dus het tuinhuis zou voor jou volstaan. Leer jou kennen… de man die halverwege de tachtig op een bakfiets met een zeiltje erop de Friese Elfsteden bij langsfietst om de geallieerde begraafplaatsen te bezoeken en een saluut te brengen aan degenen die voor ons het leven lieten in de Tweede Wereldoorlog. Aan hun graf zong je een lied. Niet zelden klonk ‘We shall overcome’ over de Friese dodenvelden. De tonen van je antieke banjolele stierven weg over de weidse vlakten.
Als er iemand in een tuinhuisje kan wonen, dan ben jij het. En in het kader van de participatiemaatschappij is dat idee niet eens zo gek. Ik hoor verhalen over verplaatsbare containers die over heggen heen de tuin in worden gehijskraand, omdat het verbouwen van woningen natuurlijk allemaal te veel kost. We moeten zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen, maar er zijn wel eisen verbonden aan de woonvorm. Een container mag wel. Een tuinhuisje niet. En tegen de nu al verbouwereerde Italiaanse toeristen die met open mond staan te kijken dat wij onze bejaarde ouders in bejaardentehuizen stoppen, vertellen we straks met lichte trots dat die tijd voorbij is. We stoppen ze nu in verplaatsbare container-units, zodat ze gelijkvloers en zonder drempels zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. De mensen die de weg kwijt zijn en dementeren houden we in de gaten met een webcam. Easy does it.
Simen, je bent te snel voor onze jonge Willie! Hij heeft in zijn troonrede van 2013 met gedecideerd koninklijk stemgeluid geroepen dat de verzorgingsstaat verdwijnt en plaats maakt voor de PARTICIPATIESAMENLEVING! De bezuinigingen zijn reedsch doorgevoerd, maar de oudere mensen die NU al initiatief tonen, zijn simpelweg te vroeg.
Nu ik dit opschrijf mijn vriend, weet ik wat mij te doen staat. Ongetwijfeld ben ik te laat. Maar Willie krijgt Flessenpost van Mika. En ik zal, zoals ik geleerd heb van mijn vader, de aanhef gebruiken die je hoort te gebruiken als je een Koning aanspreekt. We willen wel dat hij aankomt namelijk. De Brief. En de Boodschap. Hey Willie! Zo werkt ’t nie! Dat zal ik netjes vertalen, daarvan heb ik mijn werk gemaakt.
Lieve, een brief is te weinig voor wat ik je allemaal nog wil zeggen. Laat deze woorden je in ieder geval bereiken: ik ben zeer dankbaar, dat ik je heb ontmoet. Twee keer maar liefst, om elkaar daarna tot de dood ons scheidt (jij eerst of ik?) te vergezellen op zijn tijd.
Ik geniet van je als je muziek maakt. Ik kijk met bewondering naar je als je in je nette pak met daaronder een knalrood shirt en dito sokken leunend op je stok de bus uitstapt die je van Alkmaar naar Leeuwarden bracht. Je scheve wandel. Je witte haar. De snak naar een oude jenever als de gemoederen oplopen, of juist als ze zijn bedaard. Je brede lach. Je liefde voor alles wat leeft en bovenal de liefde voor je overleden vrouw. De avondmeditatie waarin je stil naar haar en het universum lacht, of (wie weet) een traan laat om alles wat is geweest en alles wat nog komt.
Jij mooie vriend, dat ik een deel van mijn levenspad mag bewandelen met jou, daar heb ik geen woorden voor. Ik stuur je slechts een brief in een leeggedronken fles en ik zal je een volle fles oude graanjenever thuis laten bezorgen, waarop staat dat je moet uitkijken met het nuttigen van alcohol in combinatie met medicijnen. Net zoals op je medicijndoosje het tegenovergestelde staat.
Het is geen keuze, ik weet dat als geen ander.
Mag ik zeggen Simen, dat mijn liefde voor jou verder reikt dan de maan?
Bij deze.
Tot gauw, ik hoop, tot gauw.